Ik heb gekozen voor
het thema ‘Nieuwe media’ omdat ik deze het meest interessant vind. De trends die onder de 'nieuwe media' vallen vergroten de mogelijkheid
om te differentiëren in de klas. Differentiëren is een onderwerp wat ik voor
zowel LA1 als LA5 heb uitgewerkt. De ‘Nieuwe media’ is daarbij echter niet
uitgebreid aan bod gekomen, daarom dat ik me daar nu verder in wil verdiepen. De 'Nieuwe media' wordt ook wel digitale revolutie genoemd. In
het MBO is de digitale revolutie een hotitem en bij de Leijgraaf wordt er volop
aandacht aan besteed. Onder andere aan de inzet van ICT en sociaal media (e-learning).
Trendanalyse
Door middel van
e-learning krijgen leerlingen meer de kans om in eigen tijd en tempo te kunnen
werken (Rubens, 2008). De mogelijkheid om te differentiëren wordt hierdoor
vergroot, dit vraagt alleen een andere didactiek; de digitale didactiek
(Simons, 2003). Docenten moeten echter wel geschoold of getraind worden in deze
digitale didactiek. Dit kan doordat ze zichzelf (of in een groepje) gaan
verdiepen in het gebruik van digitale tools met behulp van bijvoorbeeld het
youtube-kanaal van Jorick (uit mijn netwerk).
In korte praktische filmpjes legt hij uit hoe tools ingezet kunnen worden in
het onderwijs. De filmpjes zijn gemaakt via Screencast-o-matic.
Voorbeeld van Answergarden:
Het leren wordt
flexibeler en is niet meer plaats en tijdafhankelijk. Vanuit het hoorcollege,
gegeven door Anje Ros kwam naar voren dat communicatie steeds makkelijker gaat
en data altijd bij de hand is. Voor leerlingen is het belangrijk dat ze leren
omgaan met ICT, informatie kunnen vinden maar ook waarderen en informatie
kunnen toepassen. De leerlingen bij de Leijgraaf leren bij de ICT lessen bijvoorbeeld
te werken met dropbox. Hierdoor hebben ze op hun telefoon, laptop en/of tablet
altijd en overal hun documenten bij. Dat de communicatie makkelijker gaat heb
ik vandaag gemerkt tijdens de excursie met de 3de jaars klassen.
Middels één enkel appje wat vervolgens werd doorgestuurd in de klassengroepsapp
was heel de klas op de hoogte betreft de vervroegde vertrektijd van de bus. Dit
in tegenstelling tot een collega van mij, die geen telefoonnummers van
leerlingen had (en overigens niet wilde dat leerlingen zijn nummer hadden) die
in de stad op zoek ging naar zijn leerlingen…
Wanneer ik me verder verdiep in het beleid van de Leijgraaf, dan zie ik dat ze meer aandacht willen besteden aan het thema ‘Nieuwe media’(Kaderbrief, 2014). Co-creatie is het centrale thema voor 2014-2015 met daarbij de uitspraak 'Onderwijs maken we samen'. Er zijn bijeenkomsten georganiseerd om het bedrijfsplan samen op te stellen met klassenvertegenwoordigers, docenten en praktijkbegeleiders. Daarnaast is er ook een onlineplatform waar iedereen zijn ideeën, bijdragen en reacties kwijt kan. De 'leerling staat centraal' is ook een veel voorbij komende uitspraak. Met het nieuwe kwalificatiedossier wordt hier ook op in gespeeld. Leerlingen zijn daardoor in staat om meer hun eigen pad uit te stippelen.
Daarnaast wordt er ook ingezet op e-learning, voor volgend schooljaar is subsidie binnengehaald door de afdeling Mens & Maatschappij om te kunnen werken aan het ‘project E-learning’.
Het aanbod en de mogelijkheden om digitaal te gaan werken worden ook steeds groter. De uitgeverij Eduactief bijvoorbeeld biedt de ‘Edu-bieb’ aan, waarbij leerlingen een digitale boekenkast hebben. Ze kunnen aantekeningen maken in de digitale boeken, opdrachten maken en deze delen met docenten. Daarnaast hebben leerlingen ook de mogelijkheid om zich te verdiepen en zijn er interactieve opdrachten.
Edu-Bieb:
Tegenstanders zoals Spitzer (2013), geeft in zijn boek aan dat jongeren leren van echt contact met elkaar, van echte ervaringen en niet van een beeldscherm. Een tegentrend is dan ook dat er geen gebruik gemaakt wordt van de digitale middelen. Dat er met boeken wordt gewerkt en leerlingen veel samenwerken. Het samenwerken en digitalevormen kan echter ook samen gaan. Door een combinatie van werkvormen te maken (blended learning). En daarnaast door tools in te zetten die wel sociale aspecten bevatten. Zoals tackk, waarbij leerlingen feedback kunnen geven op een gemaakte opdracht. Docenten kunnen er echter niet zomaar vanuit gaan dat alle jongeren even 'mediawijs' zijn. Daarom is het raadzaam om de diversiteit als uitgangspunt te nemen. De meeste jongeren maken gebruik van de digitale wereld, maar niet allemaal even intensief (Kennisnet, 2009).
E-learning is sterk
in ontwikkeling en de veranderingen gaan snel. De mogelijkheden om ICT in te zetten in het onderwijs zijn
vergroot (Rubens, 2008). Wanneer we vooruit kijken naar 2030 is het dan ook lastig te zeggen hoe we tegen die tijd omgaan met digitale middelen. Deze trend ontwikkelt zich namelijk snel, ook door de globalisering. Kennis is makkelijk en snel te delen. Wanneer we kijken naar de school in de toekomst, past de nieuwe media daar goed in! We worden hierdoor flexibeler en hebben de mogelijkheid om op verschillende plekken dezelfde lessen te volgen. Misschien dat er in 2030 daardoor veel minder klassikaal les gegeven wordt en leerlingen veel meer hun eigen programma kunnen samenstellen middels de digitale middelen.
Kennisnet. (2009). Jongeren en interactieve media: diversiteit in het gebruik van interactieve media onder jongeren. Kennisnet Onderzoeksreeks nr 17.
Rubens,
W. (2008). E-learning: trends en ontwikkelingen. Develop 4, 7-16.
Simons, P.R.J. (2003). Eindelijk aandacht voor didactiek van e-learning. In: W. Rubens, S. Tjepkema, R. Poell, S. Wagenaar & H. Dekker (red.) (2003). E-learning: meerwaarde of meer van hetzelfde?. HRD Thema 4(3), 18-26
Spitzer, M.(2013)
Digitale Dementie, Atlas Contact: Amsterdam/Antwerpen
Wijk, van E. (2014). Kaderbrief 2014-2015 Afdeling
Mens en Maatschappij. Veghel: Interne rapportage ROC de Leijgraaf.